Op en rond het landgoed

Vogels op Herinckhave
door Johan Drop

 

Het landgoed herbergt door zijn afwisselende karakter een grote verscheidenheid aan vogels. De havezate - twee bouwhuizen omringd door een slotgracht - de lanen en bossen met eiken en beuken - diverse soorten onderbegroeiing en struiken – een hoogstamboomgaard met hofgracht – kleine extensieve weilandjes – cultuurland – en een meanderende beek vormen samen een aantrekkelijke leefomgeving voor tal van vogels. In totaal kunnen 53 soorten als broedvogel worden aangemerkt.

 

De Vereniging tot Bescherming van Weidevogels en Jong Wild heeft een opsomming gemaakt van soorten en hun status tot dit gebied.

 

Blauwe Reiger: De dichts bijzijnde broedkolonie van de blauwe reiger ligt enkele kilometers verwijderd van het landgoed. Het hele jaar rond kan men één of meerdere reigers aantreffen in de hofgracht – weilanden of langs de Fleringermolenbeek.
Watervogels: Zowel de wilde eend als het waterhoen zijn standvogels, dat wil zeggen dat je deze vogels het gehele jaar in hun broedgebied, in ons geval het Herinckhave, kunt aantreffen.
Roofvogels: Van onze dagroofvogels broeden de torenvalk en de sperwer jaarlijks op het landgoed. Voor debuizerd en havik vormt het landgoed een onderdeel van zijn territorium.
Patrijzen en Fazanten: De patrijs en de fazant zijn nog standvogels van het Herinckhave. Akkerrandenbeheer met een kruidenrijke vegetatie zou een positieve invloed hebben op de populatie.
Steltlopers: Het cultuurland van het Herinckhave herbergt nog steeds weidevogels. Voornamelijk zijn dit kieviten, maar ook zijn er nog enkele paartjes grutto’s en scholeksters. De Tureluur broedt in een aangrenzend perceel.Watersnippen en een enkele witgat zijn doortrekkers in winter en voorjaar. Dit geldt ook voor een bosbewoner als de houtsnip.
Duiven: De talrijkste duif is de houtduif. Maar ook de geheimzinnige roep van de holenduif is in de lente en zomer op veel plekken te beluisteren. Turkse Tortels houden zich op bij het bouwhuis. Helaas broedt de zomertortel al enkele jaren niet meer op het landgoed.
Uilen: De voorjaarsroep van de bosuil klinkt niet zelden reeds in het najaar. De bosuil is standvogel van het Herinckhave, evenals de kerkuil en de steenuil.

 

zwarteSpecht.jpg

Spechten: Evenals de uilen zijn spechten standvogels. De meest hier voorkomende soort is de grote bonte specht. De appelhof en omgeving is het leefgebied van de musgrote kleine bonte specht. Het lachen van degroene specht schalt bijna het gehele jaar over het Herinckhave. Foerageren gebeurt veelal op grazige plekken, waarbij hij of zij op zoek is naar allerlei grasmieren. De indrukwekkende zwarte Specht is een echte bosvogel met een uitgestrekt territorium. Het is onze grootste spechtensoort. Deze soort maakt zijn nestholte - met een ovale opening - in de oude beuken van het landgoed. Niet zelden echter wordt zijn nestholte ingepikt door een andere holenbroeder, de kauw

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zwaluwen: De boerenzwaluw en de huiszwaluw zijn zomergasten, die jacht maken op insecten boven de weilanden van het landgoed. 
Lijsters: Vanuit de hoge eiken langs de oprijlaan is al vaak in januari het melancholieke gezang te horen van degrote lijster. In het voorjaar overheerst de zang van zanglijster en merel. In de wintermaanden zijn het dekoperwieken en kramsvogels die in grote groepen snoepen van de appels in de appelhof.
IJsvogel: Het veranderende klimaat zou de ijsvogel in de kaart moeten spelen. Als standvogel zijn strenge winters een bedreiging voor dit beekjuweeltje. Bij het Herinckhave worden regelmatig ijsvogels gezien. Behoudens één mislukte broedpoging zijn tot dusverre geen broedgevallen bekend. 
Kwikstaarten: Behalve de algemene witte kwikstaart is soms in het voor en najaar de grote gele kwikstaart te zien langs de beek of in de omgeving van de watermolen. Hier zijn dan ook nestkasten opgehangen, speciaal voor deze prachtige beekbewoner. Tot een broedgeval heeft dit helaas nog niet geleid. De gele kwikstaart broedt incidenteel in een aangrenzend weiland. 
Zangers: De groep zangers omvat een familie van kleine tot musgrote insecteneters. Hoewel ze vaak verscholen gaan in de vegetatie vallen ze op door hun speciale zang. Zo broeden op het landgoed tuinfluiter - zwartkop - grasmus - gekraagde roodstaart - fitis en tjiftjaf. Dit zijn allemaal trekvogels, die ons na de zomer verlaten. Deroodborst is gedeeltelijk standvogel. De winterkoning - heggemus - boomklever en boomkruiper zijn echte standvogels die hier overwinteren. In de wintermaanden krijgen deze vogels gezelschap van noordelijke soortgenoten en soms ook van goudhaantjes, die in dennen of sparren op zoek zijn naar kleine insecten.
Vliegenvangers: De bonte vliegenvanger is een echte holenbroeder, die afhankelijk is van nestkasten. Omdat er op het landgoed hoofdzakelijk nestkasten hangen in het bosje naast de hofgracht, zijn daar de bonte vliegenvangers geconcentreerd. De grauwe vliegenvanger houdt meer van open gebied. Hij vangt passerende insecten uit de lucht vanaf uitkijkposten zoals weidepaaltjes. Een kleine ondergrond voor het maken van een nest vindt hij vaak aan de buitenkant van gebouwen, zoals in het afgelopen jaar de nieuwbouw van de woonboerderij.
MezenKool en pimpelmezen vormen de hoofdmoot van deze groep vogels. Maar ook broeden er op het landgoed nogal wat glanskoppen en ook een enkele matkop met zijn kenmerkende dèèh, dèèh, dèèh geluidjes. De kool- en pimpelmezen zijn echte holenbroeders, die graag gebruik maken van nestkasten of holtes in bomen, zoals de oude hoogstambestanden van de appelhof. De staartmees daarentegen maakt zijn cilindervormig nest -gemaakt van spinrag en mossen - graag in een grote conifeer of dichte struik. Een andere mees - de zwarte mees - is een soort die we alleen tijdens de trek in het Herinckhave aantreffen. 
Kraaien: Als echte standvogels blijven volwassen eksters, evenals de andere vogels uit deze groep, het hele jaar in hun territorium. Eksters worden nogal eens verjaagd door de zwarte kraai; een fanatiek verdediger van zijn territorium. De roek is hier geen broedvogel maar foerageert buiten het broedseizoen in aangrenzende weilanden. De appelhof is een geliefde plek voor de kauwtjes; soms zo massaal dat ze een probleem vormen voor andere holenbroeders. Een zeer fraaie vogel is de gaai. Hij wordt ook wel als dé bosbouwer onder de vogels getypeerd. In het najaar verzamelen ze eikels die op geschikte plekken worden begraven. 
Spreeuw: Hoewel de spreeuw hier het hele jaar aanwezig is, zijn het niet alleen standvogels. Veel van onze broedvogels trekken richting Engeland en West Frankrijk en hun plek wordt ingenomen door spreeuwen die ten noorden van ons hebben gebroed. 
Mussen: De huismus is een uitgesproken standvogel, aangezien zijn omzwervingen zelden verder reiken dan 600 m. Zijn leefgebied en nestgelegenheid ligt bij menselijke bebouwing. De omgeving van de havezate is dan ook de uitgesproken plek voor huismussen. Als vogels van het kleinschalig agrarisch landschap vindt men hier ook ringmussen. Nestelen doen ze in boomholtes en nestkasten.
Vinken: De appelvink wordt incidenteel gezien. Het aantal broedparen van de groenling blijft beperkt tot enkele paartjes. Om te broeden maken ze graag gebruik van oude vrijstaande coniferen. Vinken broeden overal waar bomen staan, dus ook in het Herinckhave. De aantallen in de winter zijn echter vele malen groter, als de trekvogels uit Noord Europa hier weer arriveren. Vooral in goede drachtjaren van de beuk blijven er in het Herinckhave nogal wat vinken rondhangen, soms in gezelschap van kepen. Ook de goudvink - putter - sijs - en dekneu zijn wintergasten van het Herinckhave.